In de vroege middeleeuwen waren de Lage Landen veel minder dicht bewoond dan tegenwoordig. Her en der waren boerennederzettingen of kerkdorpen zoals Deventer aan de IJssel. Grote uitzonderingen waren bisschopsstad Utrecht en handelsplaats Dorestad. Met de komst van de plunderende Vikingen in de 9e eeuw trokken veel handelaren uit Dorestad en de bisschop uit Utrecht naar het veilige Deventer. Kooplieden namen verre handelscontacten mee en de tijdelijke komst van de bisschop betekende een groeiende vraag naar luxegoederen en een sterke machtspositie. Op het kruispunt van landwegen en de IJssel groeide Deventer binnen een paar eeuwen uit tot een van de meest vooraanstaande, zelfstandige handelssteden van ons land.

Kooplieden & handelaren
Hoe werden de kooplieden en handelaren de nieuwe ‘elite’ in de stad?
Via de IJssel en de Rijn had Deventer een natuurlijke verbinding met het Duitse Rijnland. Handelaren haalden er Rijnwijn, ijzerwaren en aardewerk en brachten onder meer vis en laken (stof) mee. Deventer was een belangrijk centrum voor de lakenhandel dat ter plekke werd gemaakt maar hoofdzakelijk werd aangevoerd. Bij de lakenhandel, net zoals bij andere middeleeuwse ambachten, werd groot belang gehecht aan kwaliteit op basis van onderlinge samenwerking en controle. Zo’n samenwerkende beroepsgroep werd een ‘gilde’ genoemd. Binnen een gilde zat veel kennis en vaak veel geld met als gevolg daarmee ook macht. Je hoefde niet langer van adellijke- of geestelijke afkomst te zijn om invloed op het bestuur uit te oefenen.

Handelsinrichting van de stad
Hoe ging het handelen in een stad als Deventer?
De handel in Deventer vond voornamelijk plaats tijdens de jaarmarkten, die vijf keer per jaar plaatsvonden. Een torenkraan aan de IJsselkade zorgde voor ontscheping van zware ladingen. Deze goederen werden vaak direct aan de kade verhandeld. De Brink was vanaf de 13e eeuw het voornaamste marktplein. Hier werden zowel bulk- als luxegoederen verhandeld. De handel in rogge had bijvoorbeeld een eigen plaats op de Brink, de roggestapel. De lakenhandel had een eigen gebouw aan het Grote Kerkhof, het zogenaamde ‘wanthuis’. In verband met de geur vond vis- en groentehandel plaats buiten de stadspoorten.

Handelen in stof
Hoe ging het handelen in stoffen materialen?
Wollen stof, ook wel laken of want, was in de middeleeuwen een belangrijk handelswaar. Koopmannen legden enorme afstanden af om de juiste stof te kopen en verkopen. Stof is makkelijk op te rollen of te vouwen en stapelbaar. Inpakken ging in waterdicht zeildoek. Omdat stof snel verrot, vinden archeologen het zelden terug. Aan balen stof bevestigden de handelaren kwaliteitsmerken van lood, zogenaamde lakenloden. Soms de afkomst van een stof vermeld op een lakenlood. In Deventer zijn bijvoorbeeld lakenloden uit Osnabrück teruggevonden, en in Tallinn (Estland) lakenloden uit Deventer. Hoewel de stof zelf al eeuwen geleden is vergaan, zijn dankzij lakenloden belangrijke handelsroutes te construeren.

Gilderol
Wat is een gilderol?
De handel leverde veel geld op en daarmee kregen burgers invloed en macht. Vrije handelaren en de afhankelijke handelaren organiseerden zichzelf in groepen, koopmansgilden genoemd. Voor iedere soort handelaren waren er eigen koopmansgilden. In het Deventer archief is de ledenlijst van het gilde van lakenkoopmannen uit 1249 bewaard gebleven. Hierin werd bijgehouden wie er lid was geworden en hoeveel zij aan lidmaatschap hadden betaald. In dit document waren ook de reglementen van het gilde vastgelegd.
