Deventer was in de vijftiende eeuw de belangrijkste van de drie hoofdsteden van Salland. De stad was onderdeel van de Hanze, was een bekende jaarmarkstad en was de reservezetel van de bisschop van Utrecht. Door het bisschoppelijk ballingschap van de late 9e en vroege 10e eeuw was Deventer een centrum van onderwijs en geestelijk leven geworden. In de vijfhonderd jaar na dit ballingschap speelde de stad een belangrijke geestelijke en intellectuele rol voor Deventer en haar omgeving.
‘Bisschoppelijk ballingschap van de late 9e en vroege 10e eeuw’
De komst van de Vikingen naar Nederland ging gepaard met plunderingen in onder andere de bloeiende handelsstad Dorestad en in de bisschoppelijke woning in Utrecht. Veel handelaren zochten daarom hun heil in het veilige Deventer. Ook de geestelijken vertrokken. Ze weken in 857 uit naar Sint Odiliënberg in het huidige Limburg en naar Deventer. Dit was het begin van de ballingschap van de bisschoppen, die meer dan een halve eeuw zou duren. Bisschop Odilbald en bisschop Radboud woonden en werkten gedeeltelijk vanuit Deventer. Rond 920 vertrok bisschop Balderik terug naar Utrecht waarmee die stad weer de zetel van de bisschop werd.