In het naoorlogse Nederland gold het credo 'Niet lullen maar poetsen'. Dat gold zeker voor Deventer. Hele wijken lagen in puin. De ‘Deventer Drie’: Hein Balsink, Piet Flint en Bernard Gerritsen domineerden het enigszins behoudende kunstlandschap. In de jaren vijftig zorgde de opening van de Muntentoren als expositieruimte en de oprichting van de Stichting Deventer Culturele Gemeenschap voor een professionalisering van het cultuuraanbod.
‘De Muntentoren’ werd na de Tweede Wereldoorlog van de sloop gered en gerestaureerd. Vanaf 1951 was dit gebouw geschikt als tentoonstellingsruimte. Van 1952 tot 1965 organiseerde Gerhard Lugard hier exposities, concerten en lezingen. Lugard zette zich verder in voor groei van Deventer culturele leven. Dankzij de Lugardstichting ontstaan in de jaren vijftig de eerste ateliers in Deventer. Opkomende kunstenaars Jo Pessink en Willy Zandvliet maakten als eersten gebruik van deze ateliers.
Om kunstenaars maatschappelijke zelfstandigheid te bieden, werd in 1956 landelijk de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) ingevoerd. Willy Zandvliet was de eerst bekende Deventer kunstenaar die hier aanspraak op maakte. Een commissie beoordeelde de ingezonden kunstwerken. Zeker in de beginjaren kende de regeling een strenge selectie, maar bood het kansen voor kunstenaars om opdrachten te verwerven.