Kort na de bouw begon het gebouw te verzakken. Dit kwam doordat het deels op een 9e -eeuwse gedempte gracht was gebouwd. Hierdoor staat de nok nu 80 centimeter uit het lood. Dit had grote gevolgen voor de vloeren en balken. Ze zakten mee waardoor een hoogteverschil ontstond en de vloeren afliepen. Door het verzakken drukte het dak de muren naar buiten. De rechtergevel is hierdoor bol gaan staan en de linkergevel is hol gaan staan. De eerste tijd werd het probleem van de scheve vloeren opgevangen door tussen de vloer en de balken passtukken aan te brengen zodat hij weer horizontaal kwam te liggen. Bij de restauratie in 1873 zijn twee van de drie balklagen vernieuwd. Bij de restauratie in 1922 zijn grote betonnen putringen aangebracht om verder verzakken te voorkomen. Na de laatste restauratie in 2002/2003 is het verzakken gestopt. Nieuwe balken en nieuwe fundering helpen om het verzakken tegen te gaan.
Het gebouw zelf bestaat uit vijf verdiepingen: een kelder, de begane grond, twee verdiepingen en een zolder. De in de achthoekige toren aanwezige spiltrap geeft toegang tot de kelder en de verdiepingen en is toegankelijk op de begane grond via een deur aan de voorwijze van de toren. De kelder is tweebeukig en is gebouwd volgens karakteristieke Deventer bouwtraditie uit de late middeleeuwen. De kelder was in gebruik als woon- en werkruimte voor ambachtslieden. Hier woonden mensen die beroepen hadden die met de handelsfunctie van de waag te maken hadden, zoals kuipers en mandenmakers. De kelder werd ook als opslag ruimte gebruikt. De begane grond werd waarschijnlijk in zijn geheel als weegruimte gebruikt. In het begin was deze alleen toegankelijk via een grote boogopening aan de voorkant, waar nu het bordes zit, en kleinere boogopeningen aan de zijkant. In de zijgevels bevonden zich vier kleinere boogopeningen waardoor goederen in en uit konden worden gereden. De twee verdiepingen hadden uiteenlopende functies. Meer hierover lees je bij ‘De Waag als hoofdwacht’ en ‘Van brandweer tot tekenschool’.