Rond 1190 kreeg Deventer stadsrechten en waarschijnlijk ook het recht om goederen officieel te wegen van de landsheer. In de middeleeuwen was het verboden om zelf grote hoeveelheden handelswaar te wegen, omdat dit fraude kon veroorzaken. Daarom zorgde de stad voor een gebouw met weeginstrumenten en gewichten. In de 14e eeuw groeide Deventer uit tot een belangrijke internationale jaarmarktstad voor het Noordoostelijke deel van Nederland. Hierdoor werd De Waag een belangrijke bron van inkomsten voor de stad, die toen onderdeel was van het grote Bourgondische Rijk onder keizer Karel V. In de façade van De Waag stond tussen 1532 en ongeveer 1785 een zandsteden beeld van de keizer. Als beschermheer van de handel sierde zijn beeld de gevel van De Waag.
Tijdens de economische topjaren van de Hanze-periode had Deventer vier waaggebouwen. Het belangrijkste stond op de Brink, achter het huidige gebouw. Het gebruik van deze gebouwen werd tot 1814 jaarlijks verpacht. De pachter was vaak een rijk persoon die een financieel risico nam. In De Waag werkten wegers. Dat waren vaak één of twee door de stad aangestelde beambten. Deze stadsweger moest een eed afleggen waarbij hij beloofde niemand te bedriegen of te kort te doen. De waagbediende gaf bewijzen, waagbriefjes, af om vast te leggen dat alle betalingen waren voldaan. Kooplieden of vervoerders moesten bij uitvoer van de goederen deze briefjes aan de poorten en onderweg bij de tolposten kunnen tonen.
De vijf jaarmarkten waar Deventer om bekend stond zorgden voor veel drukte in en om De Waag. In de zomer ging het gebouw al om 5 uur ’s ochtends open en sloot het om 9 uur ’s avonds, tegelijk met de stadspoort. Op gewone dagen zonder jaarmarkt was De Waag doordeweeks open. Via vier deuren in de zijgevels werden goederen naar binnen gebracht om te wegen. Waarschijnlijk hingen hier twee grote balansen waarop de wegingen werden uitgevoerd.
In 1820 voerde Koning Willem I een nieuw metriek stelsel in om eenheid te creëren in het koninkrijk. Voor de invoering van dit metrieke stelsel werden bij het wegen drie soorten ponden gebruikt. De Keulse pond, naar de Duitse stad Keulen, de Trooise pond, naar de Franse stad Troyes, en de Deventer pond. Deze laatste pond woog 493,7 gram. Het Deventer pond was het zwaarste van de drie. Met het meten in deze pond kreeg je dus meer waar voor je geld! De gewichten die gebruikt werden voor het wegen moesten regelmatig gecontroleerd worden.
Het wegen was vooral gericht op groothandelsproducten in grote hoeveelheden die door kooplieden uit allerlei plaatsen naar Deventer brachten. Via De Waag werden allerlei droge, natte en levende goederen verhandeld zoals boter, kaas, wol en vee. In de verschillende wagen die in Deventer stonden werden verschillende goederen gewogen. Zo had de stad in de zestiende eeuw ook twee korenwagen: één voor de Noordenbergpoort en één voor de Brinkpoort.
Een van de belangrijkste handelsartikelen was vis. Haring werd door de Schonenvaarders in Schonen (Skåne, Zuid-Zweden) gekocht en op weg naar Deventer gekraakt en gepekeld. De Bergenvaarders kochten kabeljauw, ook wel Bergervis, in Bergen in Noorwegen. Deze vis werd daar aan de lucht gedroogd, platgeslagen en gezouten. Zo ontstond de welbekende stokvis. Naast het wegen werd de waag ook gebruikt voor overslag en opslag. Veel goederen werden gewogen en vervolgens in een andere hoeveelheid verpakt voor de verkoop of opslag.
Meer weten over de Hanze-periode?